Dutch language

How to pronounce enzyme in Dutch?

Full Transcript

Hoi ik ben Danielle, en deze video gaat over farmacodynamiek: oftewel wat doet het geneesmiddel
met het lichaam.
Farmacodynamiek beschrijft de werkingsmechanismen van een geneesmiddel in het lichaam, en dat
is dus voor elk middel verschillend.
Er zijn hele boeken geschreven over de werking van een geneesmiddel dus dat ga ik hier niet
in een paar minuten kunnen uitleggen.
Wel kan ik het hebben over de basisprincipes hoe medicatie werkt en hoe via welke mechanismen
medicatie bijwerkingen kan hebben.
Er zijn heel veel verschillende manieren waarop medicatie kan werken:
Veel medicijnen werken door vier mechanismen: Door gebruik te maken van receptoren, Ionenkanalen,
enzymen of transporteiwitten.
De meeste medicijnen werken doordat ze receptoren beïnvloeden.
Elke receptor kan een berichtje ontvangen, en gaat hierdoor een bepaalde actie uitvoeren.
Denk maar eens aan het stofje adrenaline, wat aan de adrenaline receptor kan binden
en dat zorgt voor stimuleren van het sympathisch zenuwstelsel fight or flight reactie.
Wat we kunnen doen met die receptor is hem lekker veel stimuleren: door bijvoorbeeld
een adrenaline injectie te geven, waardoor heel veel adrenaline receptoren tegelijk worden
gestimuleerd en er dus een grote sympatische reactie komt.
Of dat we de receptor blokkeren doordat er een stofje aan bindt wat er niet voor zorgt
dat de actie uitgevoerd wordt, maar tegelijkertijd ook de plek bezet houdt zodat de normale stof
niet kan binden.
Dit noemen we agonist en antagonist.
Een voorbeeld van een agonist is een selectieve B2-agonist, die beta 2 receptoren stimuleren
en zo zorgen voor bronchodilatatie (luchtweg verwijding) zoals we gebruiken bij de behandeling
van astma en COPD.
Een voorbeeld van een antagonist is een vitamine K antagonist, die de werking van vitamine
K blokkeert, deze middelen gebruiken we als bloedverdunners zoals het middel acenocoumarol.
Alle cellen pompen natrium naar buiten en kalium naar binnen, dit doen zij met ionenkanalen.
Als we hierin de kanalen manipuleren kunnen we zorgen voor een bepaald effect.
Zo gebruikt een zenuw natrium en kalium om een prikkel door te geven.
Als we met lokale verdoving de natriumkanalen blokkeren dan zal op de plek van de injectie
de plek ongevoelig worden.
Verder kunnen we enzymen remmen.
Enzymen zetten stoffen om in andere stoffen.
Dit kunnen we remmen, blokkeren of juist stimuleren.
Als we bijvoorbeeld het stofje ACE (angiotensine converting enzyme) remmen met een ACE-remmer
zorgen we voor bloeddruk daling, om dat ACE een grote rol speelt in het RAAS systeem dat
de bloeddruk reguleert.
Ook kunnen we door transporteiwitten te blokkeren ervoor zorgen dat stoffen niet meer van extracellulair
naar intracellulair getransporteerd kunnen worden.
Heel veel anti-depressiva werken op die manier, omdat dan de opname van neurotransmitters
worden geremd, bijvoorbeeld tricyclische antidepressiva die de opname van serotonine en noradrenaline
blokkeren.
Dat zijn vier vaak gebruikte mechanismen voor medicijnen, maar er zijn natuurlijk ook medicijnen
die op een heel andere wijze werken, denk maar aan diuretica die door osmose werken
of antibiotica en chemotherapie die direct een toxisch effect hebben op bacteriën en
respectievelijk kankercellen.
Nu snappen jullie waarom er boeken vol geschreven worden over de werking van medicijnen 😉
De reden dat alle medicijnen bijwerking hebben is omdat het effect nooit beperkt is tot die
ene cel of dat ene weefsel waar je het medicijn voor gebruikt.
In de voorbeelden hierboven worden ook andere receptoren, ionenkanalen, enzymen en transporteiwitten
beïnvloed door het medicijn.
Dit betekent dat medicijnen nooit specifiek alleen maar op 1 plek werken, dit wordt ‘lage
specificiteit’ genoemd.
Zo kan bijvoorbeeld de ACE-remmer waar we het net over hadden ook zorgen voor een droge
hoest omdat het ook bindt aan een kininereceptor in de luchtwegen, waardoor er een irritant
gevoel voelbaar is in de luchtwegen en dat zorgt voor een droge hoest.
Ook kunnen er bijwerkingen optreden als het middel giftig is voor weefsels in het lichaam.
Een voorbeeld hiervan is chemotherapie, wat giftig is voor de kankercel maar ook voor
de lichaamscellen, hierdoor krijgen mensen haaruitval, diarree, verlies van smaak, etc.
Verder heb je nog dat er een te sterke werking kan zijn van het gebruikte middel.
Gebruik je bijvoorbeeld een laxeermiddel bij obstipatie om je ontlasting wat zachter te
maken?
Dan kan een bijwerking diarree zijn.
Dat is dus eigenlijk de werking van het middel, alleen dan een beetje doorgeslagen.
Verder heb je nog overdoseringen als mensen per ongeluk – of expres – te veel innemen
van het medicijn, dat kan ernstige gevolgen hebben.
Zoals een paracetamolintoxicatie dat kan leiden tot leverfalen of een drugs overdosering dat
tot coma of zelfs de dood leidt.
En wat ook bij elk medicijn een rol kan spelen is allergie.
Sommige mensen zijn voor specifieke medicijnen allergisch, zoals bijvoorbeeld relatief veel
voorkomt bij antibiotica.
Dit is niet echt een bijwerking, maar kan toch heel erg vervelend zijn of zelf levensgevaarlijke
situaties opleveren.
Elke bijsluiter heeft een lange lijst met mogelijke bijwerkingen.
Dit betekent niet dat je die allemaal gaat krijgen, het verschilt per persoon.
Meestal wordt erbij vermeld hoe vaak het ongeveer voorkomt.
Voor elk medicijn dat wordt voorgeschreven wordt overwogen of de voordelen wel opwegen
tegen de nadelen: oftewel weegt de werking op tegen de bijwerking.
En onthoudt dat “Een geneesmiddel dat geen bijwerkingen veroorzaakt, een geneesmiddel
is dat niet werkt”
Je hebt geleerd over de farmacodynamiek.
Je snapt dat hier boeken vol over geschreven kunnen worden omdat het zo uitgebreid is,
maar je weet nu de basis van de werking van medicijnen en waarom ze kunnen zorgen voor
bijwerkingen.
Bekijk ook de video over farmacokinetiek.
Vind jij deze video’s handig bij het leren?
Dan is de JufDanielle Academie zeker wat voor jou.
Hier heb je toegang tot veel meer video’s en je kan er oefenvragen maken.
Aanmelden kan via www.jufdanielle.nl

Hoi ik ben Danielle, en deze video gaat over farmacodynamiek: oftewel wat doet het geneesmiddel

Toggle Transcript

enzyme::noun | Spocien Dictionary

enzyme

noun

/'ɛnzaɪm/

any of several complex proteins that are produced by cells and act as catalysts in specific biochemical reactions

Type	Words
Type of	protein, accelerator, catalyst
Has types	amylase, beta-lactamase, catalase, cholinesterase, chymosin, coagulase, collagenase, complement, cox, cyclooxygenase, de-iodinase, decarboxylase, disaccharidase, elastase, enterokinase, fibrinolysin, histaminase, hyaluronidase, hyazyme, isomerase, kinase, lipase, lysozyme, mao, monoamine oxidase, muramidase, nitrogenase, nuclease, oxidase, oxidoreductase, papain, penicillinase, pepsin, pepsinogen, peptidase, phosphatase, plasmin, polymerase, protease, proteinase, proteolytic enzyme, reductase, rennin, secretase, sod, spreading factor, streptodornase, streptokinase, superoxide dismutase, telomerase, transferase, trypsin, urease, zymase, ada, adenosine deaminase
Derivation	enzymatic

How to pronounce enzyme in Dutch?

enzyme::noun | Spocien Dictionary

abandonment

Related words

Related

Subscribe to our Newslatter